8 nadelen van de 3% staffel

Het wijzigen van een 4% beschikbare premiestaffel naar een 3% netto staffel is een populaire manier van verzekeraars om de hoogte van pensioenpremies praktisch ongewijzigd te laten. De offertes van verzekeraars rollen momenteel in grote hoeveelheden “volledig geautomatiseerd” via de adviseurs naar de werkgevers toe. Onderaan tekenen bij het kruisje dan komt alles goed. Toch?

Er zijn helaas forse nadelen verbonden aan de 3% netto staffel. Niet alleen voor werkgevers maar ook voor deelnemers.

  1. De lagere rekenrente van 3% betekent dat er hogere premies zullen worden betaald door werkgevers terwijl het juist maatschappelijk de bedoeling was de opbouw van pensioen te beperken en de pensioenlast te verminderen. Het voordeel voor de overheid, werkgevers (en uiteindelijk) de werknemers verdwijnt zo als sneeuw voor de zon.
  2. Bij een 3% netto afgevlakte staffel wordt relatief meer premie betaald voor jongeren dan bij de 4% staffel. Wie gaat de oudere deelnemer compenseren?
  3. Bij een wijziging van een pensioenregeling moet elke werknemer toestemming worden gevraagd. Geen enkele werkgever zit immers te wachten op toekomstige rechtszaken omdat een individuele werknemer vindt dat hij of zij er met de nieuwe 3% netto staffel op achteruit is gegaan.
  4. Bij het kiezen voor een 3% netto staffel zal een uitgebreid adviestraject moeten worden gevolgd. De extra kosten komen voor rekening van de werkgever.
  5. Er is nog een creatieve oplossing bedacht door gewoon de oude 4% staffel te gebruiken. Ook wel verhoogde 4% staffel genoemd. Je wijst de belastingdienst er dan fijntjes op dat de premies niet hoger zijn dan de fiscaal acceptabele premiepercentages van de 3% netto staffel.  Dit alles doet echter niets af aan de meeste van 3% netto-staffel nadelen. Ook bieden niet alle verzekeraars deze oplossing aan. Er lijkt ook nog een probleem te zijn met een mogelijke kans op leeftijdsdiscriminatie. Een waar fiscaal en juridisch mijnenveld dus.
  6. Er moet bij een 3% netto staffel periodiek een toetsing plaatsvinden op bovenmatigheid bij Life-events. Voorbeelden zijn de ingangsdatum van de pensioenregeling en iedere wijziging ervan, maar ook het moment vlak voor de ingangsdatum van het pensioen dat tot uitkering gaat komen.
  7. Is er bovenmatigheid dan is de consequentie dat het aanwezige overschot terug moet worden gestort aan de pensioenuitvoerder/verzekeraar. De deelnemer of de werkgever profiteert er niet van.
  8. De basisverschillen tussen een middelloon- en eindloonregelingen (DB) en een beschikbare premieregeling (DC) worden vergroot. Een DB regeling heeft immers een vast nieuw opbouw percentage van 1,875% en kent de luxe niet te switchen van een 4% naar een 3% staffel. Het blijft vreemd dat de overheid zich wel uitslooft met `flankerend beleid` om de pensioenfondsen te verplichten de pensioenverlaging door te berekenen maar weinig oog heeft voor het actuariële gegoochel bij beschikbare premiestaffels. Dat kan vast niet de bedoeling zijn dus aanpassingen zullen weer rap volgen. Resultaat; meer onzekerheid, meer wijzigingen en meer kosten.
Scroll naar boven