Een vraag hebben?

< Alle onderwerpen
Print

Arbeidsongeschiktheidspensioen

Een arbeidsongeschiktheidspensioen is een aanvulling op de uitkering van de overheid, de WIA. Het is een uitkering die ingaat na 2 jaar ziekte. De eerste 2 jaar van ziekte dient de werkgever het loon door te betalen (tenminste 70%), zodat het arbeidsongeschiktheidspensioen in die periode nog niet nodig is.

De hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen is als volgt omschreven: welke niet uitgaat boven hetgeen naar maatschappelijke opvattingen redelijk moet worden geacht. Deze norm wordt in de praktijk uitgelegd als 80% van het laatstverdiende salaris. In de praktijk komen we ook hogere percentages tegen.

De uitkering van de overheid (WIA) geeft een inkomen bij arbeidsongeschiktheid van 70% of 75%, afhankelijk van de mate en duur van arbeidsongeschiktheid. Daarbij is de uitkering maximaal gebaseerd op het maximum dagloon, op maandbasis, van € 4.660,59 (cijfer 2019). Slechts indien behoefte is aan een inkomen bij arbeidsongeschiktheid dat hoger is dan de 70% of 75% dient een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen te worden toegezegd en verzekerd. En uiteraard indien er behoefte is aan een uitkering die gebaseerd is op het salaris dat hoger is dan het maximum dagloon. Dit arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vaak een WGA-excedent of WIA-excedent genoemd.

Naast deze twee aanvullingen bestaan ook nog zogenoemde WGA-hiaten. Een gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer wordt geacht het deel dat hij nog kan werken (zijn verdiencapaciteit) voor tenminste 50% te benutten. Indien dat (om welke reden dan ook) niet gebeurt, zal de overheidsuitkering (WGA) worden gekort. Hierdoor ontstaat een hiaat. Dat hiaat kan ook worden verzekerd. Formeel heeft dit echter niet direct met de mate van arbeidsongeschiktheid te maken, maar meer met werkloosheid (er wordt immers niet gewerkt, terwijl dat in theorie wel mogelijk is).

Scroll naar boven